Vlechttechnieken en vlechten van een Bijenkorf

In het verleden werden voor het transport en de opslag van voedsel allerlei manden gevlochten. Ook voor andere toepassingen werd gevlochten zoals  visfuiken, afrasteringen en vlechtwerk voor muren en daken.  Elke streek had zijn eigen materialen die in de vrije natuur voorkwamen en elke gemeenschap had vaak weer afhankelijk van het gebruikte materiaal haar eigen vlechttechniek ontwikkeld. Grofweg kunnen drie hoofdtechnieken worden onderscheiden. Dat zijn:

                Mattenvlechten(Plaiting)

                Spiraal wikkelwerk(Coiling)

                Staak en inslag(Stake and stand)

MATTENVLECHTEN

Mattenvlechten is vlechten met gelijkwaardige materialen waarbij beide elementen actief zijn. De gebruikte materialen zijn altijd strips die recht, diagonaal of hexagonaal met elkaar vervlochten worden. De meest voorkomende materialen tegenwoordig zijn gespleten bamboe, palmblad en rotan. In zijn simpelste vorm is mattenvlechten het eenvoudig vervlechten van steeds een strip over en onder een andere strip onder een rechte hoek. Hierdoor ontstaat een patroon van vierkantjes. De volgende stap is het diagonaal vervlechten van strips. Het vlechtwerk dat hierdoor ontstaat doet denken aan geweven stoffen in visgraat motief. Hexagonaal vlechtwerk is naar drie of meer richtingen vervlochten. Een voorbeeld van dit type vlechtwerk zijn de gaatjesmatten van rotan in de zittingen van Thonet stoelen. Deze techniek wordt veel gebruikt in AziĆ« en Zuid-Amerika voor het vlechten van manden, matten, huiswanden en stoelbekleding.

SPIRAAL WIKKELWERK

Resten van deze techniek zijn gevonden in Egypte en Turkije al van ver voor Christus. Bij deze techniek worden spiralen(strengen) van bundels gras, twijg(en) of ander materiaal door wikkelen met elkaar verbonden. De spiralen zijn passief en het wikkelmateriaal is het actieve element. Het wikkelmateriaal is flexibeler en dunner dan de spiraal zodat het door of onder een spiraal kan worden doorgestoken en goed kan worden aangetrokken. Een voorbeeld van deze techniek in Nederland is de bijenkorf, gevlochten van een spiraal van stro of pijpenstrootje, waarbij als wikkelband gebruik wordt gemaakt van rotanband. In vroeger tijden werden als wikkelbanden onder andere gespleten braamstengels(braamspleut), gespleten wilgentenen of repen wilgenbast gebruikt. Ook de eendenkorf van bladriet(Friese eendenkorf) is een vorm van spiraalvlechten. Hierbij wordt steeds nieuw materiaal door de voorgaande spiraal getrokken, daarna gedraaid en meegevoerd in de nieuwe spiraal.

STAAK EN INSLAG

Dit is een techniek die veel in Europa voorkomt. In de vorige eeuw waren er in Nederland(b.v. Noordwolde) en in Duitsland(b.v. Emsdetten, Dalhausen, Bad Berka, Michelau en Thun) hele dorpen waar bijna de gehele bevolking betrokken was bij de winning van wilgentenen, het vlechten van manden en de verkoop hiervan. Er waren zelfs speciale scholen waar men deze vlechttechniek kon leren. In Nederland was er maar een vlechtschool, namelijk in Noordwolde. In deze school is nu een vlechtmuseum gevestigd. Bij deze vlechttechniek worden twee elementen met elkaar vervlochten. De staak is het dikste deze is passief en de inslag is het dunste, deze is actief en wordt tussen de staken door gevlochten, steeds afwisselnd voor en achter de staken langs. Voorbeelden van deze techniek zijn de diverse soorten manden van wilgenteen en ook de eendenkorf van wilgenteen.

Materiaal

Op de aarde zijn er grote verschillen in klimaat, hoogte, grondsoort en beschikbaarheid van water. De planten en bomen hebben zich aan deze verschillen aangepast. Gebruikte vlechtmaterialen en vlechttechnieken verschillen daarom van gebied tot gebied. Grassen, twijgen, bast, bladeren, wortels konden en kunnen in de eigen omgeving in de vrije natuur worden verzameld voor het maken van manden en andere gebruiksartikelen. De handel en industrialisering hebben hierin een grote verschuiving veroorzaakt. Door de handel kwamen er ook materialen uit andere landen beschikbaar zoals bamboe en rotan. De industrialisering bracht ook nieuwe vlechtmaterialen mee, denk aan plastic in allerlei kleuren dat tegenwoordig wordt gebruikt voor bijvoorbeeld het vlechten van stoelzittingen. De tegenwoordige vlechter heeft dan ook een groot arsenaal van materialen ter beschikking waaruit hij kan kiezen voor het vlechten.

Vlechten van Bijenkorven

Bij het vlechten van bijenkorven wordt gebruik gemaakt van de spiraalvlechttechniek. We gebruiken hierbij meestal stro of pijpenstrootje voor de spiraal, en rotanband voor de wikkelingen. Verder wordt gebruik gemaakt van een (holle) vlechtnaald en een mof. De moffen kan men maken van kunststof pijp door hier ringen van enkele centimeters breed af te zagen. De diameter van de mof bepaald hoe dik de spiraal wordt die we maken bij het vlechten en dat is weer afhankelijk van wat we gaan maken. Een schepkorf moet zo licht mogelijk zijn, hierbij gebruiken we een mof met een kleine diameter b.v. 2,5 cm. Voor een bijenkorf die warm en stevig moet zijn gebruiken we een grotere mof b.v 3,5 cm of 4 cm.  Belangrijk hierbij is dat het materiaal voor de spiraal, ik ga hier uit van (rogge)stro, vooraf goed is geschoond (onkruid eruit en bladresten eraf). Daarna wordt het stro bevochtigd zodat het wat minder gauw breekt en beter buigbaar is. Dan wordt een bundeltje stro gepakt(spiraal) en een stuk vlechtband van ca. twee meter. De vlechtband wikkelen we enkele keren om de strospiraal en het begin van de vlechtband en trekken de vlechtband strak aan zodat deze vastzit aan de spiraal. Daarna rollen we de spiraal op zodat een ronding ontstaat en steken de holle vlechtnaald onder een van de wikkelingen door. Het uiteinde van de vlechtband duwen we nu door de holle vlechtnaald en daarna trekken we de vlechtband aan. Dit doen we enkel keren zodat een soort slakkenhuis ontstaat. De tweede ronde wordt met de eerst ronde verbonden door met de vlechtnaald steeds onder een winding door te steken, het einde van de vlechtband door de holle vlechtnaald te duwen en daarna aan te trekken.  We kunnen nu de mof aan de strospiraal steken en de dikte van de spiraal op peil houden door steeds enkele strostengels bij te steken in de mof die om de spiraal zit. Zorg dat de spiraal steeds zo dik is dat de mof helemaal aansluit met de spiraal. Afhankelijk van de hoek waaronder men de vlechtnaald insteekt onder de winding van de onderliggende spiraal komt de volgende spiraal hier precies bovenop te liggen(bij horizontaal in steken), gaat naar binnen(schuin insteken naar binnen) of gaat naar buiten(schuin insteken naar buiten). Op deze manier kan men de korf de gewenste vorm geven. Voor gedetailleerde informatie en tekeningen over het korfvlechten verwijs ik verder naar het boekje "Korfvlechten" door Toon Brekelmans, ISBN90-802984-6-8. Nog mooier is om contact te zoeken met de imkervereniging in de buurt. die kunnen je altijd wel helpen aan een adres van iemand in de omgeving die een vlechtcursus geeft. Je kunt je dan gedurende een aantal avonden in de winter onder begeleiding de techniek eigen maken en je eigen kieps(schepkorf) of bijenkorf vlechten. Mogelijk wordt je evenals ik enthousiast voor het vlechten en krijg je op deze manier een mooie hobby waarin handvaardigheid en creativiteit prachtig samengaan.